L.F.W. Adriaenssen § 6. Pelgrom de Bie De familie Pelgrom de Bie zou volgens diverse onkontroleerbare, in elk geval deels fabuleuze genealogieën1 stammen van Bruysten de Bye uit de Bommelerwaard. De stamvader van de Pelgroms zou Henrick de Bye zijn geweest, die met hertog Adolf van Gelder (1465-1471) een pelgrimage maakte naar Jeruzalem.2 Met hem vangt deze genealogie aan. I. Henrick Pelgrom de Bye overleed te 's-Hertogenbosch op 3 mei 1443, wat de pelgrimstocht naar het Heilige Land wel op zeer losse schroeven zet, tenzij hij met hertog Arnold (1423-1465) zou hebben gereisd. Bij Margriet Oliviers van Bylandt3 was hij vader van:
II. Dierck Henrick Pelgrom de Bye5 werd in het rekeningjaar van Kerstmis 1458 tot Sint-Jan 1459 poorter van 's-Hertogenbosch. Hij trouwde eerst met Swenelt dochter Rutghers van Basten de oude en vervolgens in 1473 met Lysbeth Herman Ketelers.6 Zij was een dochter van Herman Aelberts Ketelaers alias Coenen en van Yken Pauwels Moons geheten Keteler, die haar als huwelijksgift het huis de Gulden Haen aan de Markt meegaven. Dierck en Lysbeth verwierven bovendien het daarnaast gelegen huis de Gulden Ketel. Op 23 april 1484 is Dierck Pelgrom te
| 108 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
III-a. Herman Pelgrom Dircxs10 is in 1476 te 's-Hertogenbosch geboren. Van zijn ouders erfde hij in 1523 het huis de Gulden Ketel aan de Markt. Zoals verschillende verwanten was hij executeur-testamentair of proviseur van Herman Coenen de oude, die ten behoeve van het Smidsgasthuis, in 1420 gesticht door Philips Herman Coenen en zijn vrouw, een charitatieve stichting had gemaakt. Herman was van 1514 tot 1541 vrijwel ononderbroken lid van het college van goede mannen en rentmeester van Den Bosch. Hij trouwde met Cristijn Gerit Jacobs.11 Zij was in 1478 te
| */110 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV-a. Aelbrecht Herman Pelgrom de Bye22 leefde te 's-Hertogenbosch van 1507 tot 1567. Van zijn ouders erfde hij de Gulden Ketel aan de Bossche Markt. Volgens de genealoog Honselaer was hij getrouwd met Elisabeth van Vlierden, maar zijn kinderen verwekte hij bij Anna Willem Jans Moei.23 Het waren:24
| 111 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
| 112 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
III-b. Mr Henrick Pelgrom Dircxss alias Retelers35 reisde in 1498 als burgemeester van Den Bosch naar Antwerpen en Brussel. Hij werd sekretaris van de stad en deed in 1510 afstand van dit officie. Daarna was hij in 1513, 1519, 1523, 1526, 1527, 1530, 1535 en 1536 schepen van Den Bosch. In 1486-1497 trad hij herhaaldelijk op als gemachtigde van het Groot Ziekengasthuis en in 1475-1492 van het innelozenhuis, van welke instellingen hij wellicht regent was. Hij werd op Sint-Gielis 1538 aangesteld als een van de kommissarissen over de wederdopers, die de kommissie reeds vier dagen later te Vught liet verbranden. Meester Henrick bezat een huis in de Kolperstraat, dat hij in 1524 voor 18 rijnsgulden aan een droogscheerder verhuurde. Hij zal met zijn gezin hebben gewoond in zijn huis de Gulden Zon in de Hinthamerstraat. Voorts was hij eigenaar van het leengoed die Hoevel te Sint-Michielsgestel. Henrick was gehuwd met Katheryn Willem Sceymekers alias Back36, dochter van de snijder Willem Sceijmekers en van Aleyt Lauwreyns Vannii alias Back. Deze volgde haar moeder op als patrona van het Bacx-koorke. In hun testament van 7 november 1520 bestemden Henrick en Katheryn echter het altaar van Jezus' Naam in de Sint-Janskerk tot hun begraafplaats. Katheryn Back overleed te
| 113 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
| */115 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
| 116 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV-b. Laureyns Pelgrum de Bye alias Ketelaers63 is in 1509 te 's-Hertogenbosch geboren. Hij werd op 30 april 1527 door zijn vader geëmancipeerd en erfde van hem het leengoed die Hoevel te Sint-Michielsgestel, waaronder begrepen een omgraven, steenen, leijen huijs. In 1540 kocht hij een huis in de Sint-Jorisstraat, waaraan hij een nieuwe voorgevel liet bouwen en dat hij in 1550 weer verkocht. In 1546, 1550 en 1554 was hij schepen van Den Bosch. Zijn broer Willem was hij in 1558 opgevolgd als patroon van het Bacx-koorke en nog hetzelfde jaar begaf hij een van de kapelanieën aan zijn zoon Peter, na de meer gerechtigde kandidaat te hebben afgekocht. Laureyns trouwde in eerste echt met Geertruyt Wynaents van Resandt64 uit Tiel, daar geboren in 1519 als dochter van Pauwels Wynnaents van Resandt en van Elisabeth Goijaertss Cuypers. Minstens sedert 1550 was hij getrouwd met jonkvrouw Jutta Jans van Veen65, dochter van Jan Robbrechts van Veen van van jonkvrouw Maria Peters van Amerongen, die te Oisterwijk de Wyenberch bezaten en er een altaar stichtten. Op 4 oktober 1562 is Laureyns te 's-Hertogenbosch overleden. Zijn kinderen66 waren, te beginnen met die uit het eerste huwelijk:
| 117 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
V-a. Mr Peter Pelgrom de Bye77 is in 1543 of 1544 in Den Bosch geboren. Zijn vader, patroon van het Bacx-koorke, collateerde in 1558 aan hem een van de beneficies en moest daarvoor een kandidaat met betere papieren uitkopen met een lijfrente. Om de schijn van simonie of handel in kerkelijke ambten te vermijden werd daartoe de hulp ingeroepen van de wilhelmieter prior Symon Pelgrom de Bye, die zijn klooster als tussenpersoon de lijfrente liet verkopen. Peter ging in 1563 te Leuven studeren en trouwde | 118 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
in 1569 of kort daarna met een Bossche jongedochter, genaamd Anna Jacob Ketelaers.78 Zijn beneficie raakte hij door het huwelijk kwijt; in plaats daarvan kreeg hij het patronaatschap van het Bacx-koorke. Anna was een dochter van de olieslager Jacob Jan Ketelaers, -in 1552 deken van de Bossche mulder-, en van Hadewich Jacob Cornelis. Meester Peter was in 1594, 1597, 1600, 1603, 1604, 1608, 1609 en 1612 schepen van Den Bosch en in 1603 e.v. bovendien kerkmeester van de Sint Jan. Van zijn moeder erfde hij een leengoed te Zoelen in Gelderland. In 1571 verkocht hij een huis bij de Korenbrug in Den Bosch. Op 13 februari 1618 is Peter Pelgrom te 's-Hertogenbosch gestorven. Zijn kinderen bij Anna waren:79
| 119 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
VI-a. Jacques Pelgrom de Bie81 trouwde op 21 januari 1603 in de Sint-Janskerk te
VI-b. Pauwels Pelgrom de Bie84 werd (na de reductie van Den Bosch in 1629?) gereformeerd. Hij bewoonde achter de mandemaeckers bij de Haven zijn huis genaamd in Collen ofwel In Ceulen; de daarachter gelegen erffenisse metten buckenhangen ende spaenhuijs verkocht hij in 1629. Op 31 oktober 1632 kreeg hij een instruktie als substituijt van den policiemeester en opsiender vande gemeene stadts wercken ende stadts arbeyders van Den Bosch. In die funktie wordt hij meerdere malen in de stadsrekeningen gezien ter gelegenheid van openbare festiviteiten. Zo leverde hij pektonnen bij de victories van Maastricht (1632), Rijnsberg (1634), Schenkenschans (1636), Breda (1637) en op de Spaanse vloot (1639). Zijn vrouw was Anna Izaaks Molemans85, een dochter van Isaec Janss Ketelaers bij Elizabeth Gerard Molemans. Haar kinderen86 verkochten in 1649 'Keulen', eene huisinge, erve, hof, coockhuis met eenen backhoven daer in:
| 182 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
| 183 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
VI-c. Mr Johan Pelgrom de Bye93 is op 8 april 1593 te
| 184 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
VII-a. Jonker Herman Pelgrom de Bie100 is op 3 januari 1636 te
VI-d. Laureyns Pelgrom de Bie104 werd gereformeerd en vestigde zich in het Gelderse Heerewaarden, waar hij het ambt van richter bekleedde. Van zijn vader erfde hij het patronaatschap van het Bacx-koorke. Op 3 april 1626 is hij overleden. Zijn weduwe, | 185 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Machtelt Prick105 uit Emmerik, ging te De kinderen uit dit huwelijk waren:
VII-b. Jacob Pelgrom de Bie108 was de eerste protestantse lekenrector van het Bacx-koorke. Toen in 1636 de priester Gerardt van den Heuvel was overleden, kollateerde zijn broer Hendrick op 5 mei als patroon het vakante beneficie op Jacob. Tien dagen later approbeerden de Staten-Generaal deze kollatie, mits doende professie vande gereformeerde religie. In 1638 kwam hij in konflikt met Peter Schuyl, rentmeester van de geestelijke goederen te Jacob werd op 18 maart 1642 beëdigd als poorter van Den Bosch. Hij woonde daar als droogscheerder en lakenverkoper aan de Haven. Het jaar daarvoor was hij op 15 juni getrouwd met Anna Momboirs109 uit Empel, dochter van Arnt Momboers en van Josina Hannarts. Na het sluiten van de vrede van Munster werden vele bestuursfunkties in de meierij geprotestantiseerd. Jacob Pelgrom profiteerde van deze politiek door in september 1651 aan de Staten-Generaal te verzoeken gebeneficieert te worden met het secretaris-, dijckschrijver- ende polder schrijver ampt tot Empel ende Meerwijck int' quartier van Maeslant bij s'Hertogenbosch, in plaetse van Johan van der Meer, sijnde van de paepsche religie. Hij werd prompt aangesteld en nog in hetzelfde jaar liet hij de katholieke president van Empel afzetten. Hij kreeg van de Staten-Generaal geen toestemming om als sekretaris van Empel in Den Bosch te wonen. In 1662 werd hij verweten een schelmachtich ende partijdich sekretaris te zijn en is hij overleden. Weduwe Anna kreeg in 1671 van de patroon van het Bacx-koorke, Laureijs Pelgrom, voor het leven het vruchtgebruik van de patro-
| 186 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
naatsweide in de Wolfsdonk. Van Jacob en Anna zijn de volgende kinderen bekend:
| 187 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
VII-c. Hendrick Pelgrom de Bye113 is in 1604 geboren. Hij werd voor het eerst vermeld in 1629, toen hij lidmaat werd van de Nederduits Hervormde Gemeente te 's-Hertogenbosch. Daarmee werd hij lid van een selekt gezelschap, dat eind 1629 bestond uit 200 personen, onder wie 20 Bosschenaars. In 1631 was Hendrick diaken van de hervormde gemeente. Bij zijn aanneming als lidmaat heette hij ondermajoor van Den Bosch, woonachtig in de Ververstraet in de Bier-wagen en sijnde van elders tot s'Hertogenbossche comen wonen nae het overgaen der stadt. De Vergulde Bierwagen in de Verwerstraat was in die tijd een bierbrouwerij en inderdaad werd op 5 maart 1630 in de stadsrekening 7 gulden 8 stuivers verantwoord aen Henrick Pelgrom voor een aeme biers byden heeren schepenen geschoncken die den heere Gouverneur binnen gebrocht hebben. Terstond na de overgave van de stad op 14 september 1629 werden Peter Donck en de biersteker Henrick Pelgrom de Bie aangesteld tot ondermajoors. In de stadsrekening | 220 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
worden ze omschreven als substituyten van myn heer den Wachtmeester, byden heeren schepenen aengenomen om de wachten te visiteren ende rontsomme van brant ende kerssen te besorgen, daer van, elcken van hen ter maent toegevuecht 9 gulden. Hendrick trouwde te Sloten op 23 juni 1630 met Mariken Rodenburgh.114 Zij was in 1607 te Amsterdam geboren als onwettig kind van Emanuel Rodenburgh, die na een avontuurlijke handelsreis naar Bali in 1607 ambtenaar was geworden van de thesaurie extra-ordinaris van Amsterdam. In zijn testament van 1626 liet hij aan zijn bastaards Maritgen en Jacob: alle de huysraet, imboel, schilderyen, silverwerck, linnen en wollen clederen by hem codicillateur natelaten; Ende daer en boven noch uyt syne goederen te samen de somme twee duysent carolus guldens eens / tot hare alimentatie. In 1636 verhuisde Hendrick met zijn gezin naar Amsterdam, waar hij op 16 november werd gepoorterd. Over zijn afscheid van Den Bosch zegt de stadsrekening van 1636-1637: Item prima Novembris 1636, aen Henrick Pelgrom, onder-majoor deser Stadt ende schryver aende Stadts poorten, voor een vereeringhe, dat den selven de voerscreven ampten heeft verlaeten ende voortaen ten proffyte vande Stadt sullen werden gemesnaseert, mitsgaders voor andere consideratien, den selven toegevuecht de somme van 600 gulden. Deze som had hij nodig om het ambt van Provoost van de Burgerije te Amsterdam te kunnen kopen. Als provoost, beter gezegd hoofdprovoost, had Hendrick tien provoosten onder zich, die onder meer als armenjagers belast waren met de handhaving van de openbare orde. De hoofdprovoost was een van de vier substituutschouten van de stad. Een disciplinair onderzoek naar Henricks personeel in 1649 leverde een vernietigend rapport op; de meeste onderprovoosten worden afgeschilderd als alcoholist, kwaadspreker, werkweigeraar, ziek, oud, invalide (een van hen is al vier jaar blind) of onnozel.
Hendrick was zijn vader opgevolgd als patroon van het Bacxkoorke. Al snel na de reductie van Den Bosch ondernam hij stappen om de beide beneficies van de priester-rectoren af te nemen en aan zijn naaste verwanten te konfereren. Omdat artikel 3 van het capitulatieverdrag de religieuzen voor het leven in het genot van hun geestelijke inkomsten liet, moest Hendrick wachten op het overlijden van de rectoren. Pas in 1636 en 1638 kon hij zodoende van zijn patronaatsrecht gebruik maken. Op 9 februari 1654 werd Hendrick Pelgrom de Bie te Amsterdam begraven. Zijn weduwe volgde hem op 29 januari 1672; zij had blijkens de begrafenisakte gewoond in de Houtuijnen by de Roobrugh.
Haar kinderen waren:
| 221 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
| 222 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
| 223 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
VIII-a. Elisabeth Pelgrom de Bie, te Amsterdam gedoopt op 15 februari 1637 en daar op 15 februari 1664 in ondertrouw getreden met Philip Engebrecht.122 Deze was op 14 oktober 1635 te Amsterdam gedoopt als zoon uit het huwelijk van de makelaar Jan Engebrecht en Annetje Barents. Philip kreeg een admissie tot notaris en in 1666 een aanstelling tot substituut-schout van de stad Amsterdam op een jaarlijkse wedde van ƒ 800 plus ƒ 50 kledinggeld. In de laatste kwaliteit werd hij tijdens het aansprekersoproer in 1696 door het woedende volk bedreigd, maar zijn huis ontsnapte aan een plundering. In 1708, op zijn sterfbed, deed hij met behoud van de inkomsten ten behoeve van zijn zoon Hendrick afstand van zijn politiële ambt. Elisabeth Pelgrom de Bie woonde toen zij overleed achter de Munnickliesel en werd op 4 oktober 1694 te Amsterdam begraven. Schout Engbrecht volgde haar op 12 mei 1708 in het graf. Hun kinderen waren:
| 224 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
| 225 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
VIII-b. Emanuel Pelgrom de Bie132, schipper in de Utrechtsestraat, werd op 23 januari 1642 te Amsterdam gedoopt en daar begraven op 20 september 1673. Op 9 december 1668 was hij te Amsterdam getrouwd met Femmetje Duysentdaelders133, dochter van de chirurgijn Willem Duysendaelders en van de predikantendochter Dieuwertje Laurentius, gedoopt op 17 januari 1647. In 1675 hertrouwde zij (ondertrouw op 21 juni te Amsterdam) met de ijzerkramer Cornelis Brill. Haar kinderen kregen toen voor hun vaders goed ƒ 500 toegewezen, een bedrag dat spoort met het in 1674 opgegeven vermogen aan onroerend goed ter waarde van ƒ 1000. Als weduwe Brill kocht Femmetje in 1683 voor ƒ 3400 een huis (naast haar eigen huis) in de Utrechtsestraat tussen de Keizersgracht en de Kerkstraat; in 1698 kocht zij in dezelfde straat tussen de Baangracht en de Utrechtsedwarsstraat een huis voor ƒ 4300 en in 1717 kocht zij voor ƒ 1000 een erf aan de Amstel (nr 334), waarop zij een vierde huis liet bouwen. Femmetje begon het bescheiden fortuin van de Amsterdamse Pelgrom de Bie's (en later de familie Bilderdijk) te leggen. Op 5 januari 1720 werd zij te Amsterdam begraven. Haar kinderen | 226 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
werden uit de eerste echt geboren:
IX-a. Emanuel Pelgrom de Bie139 is op 23 januari 1674 te Amsterdam geboren. Hij woonde als ijzerkramer of -handelaar in de Utrechtsestraat, waar zijn huis in 1742 en huurwaarde had van ƒ 565, terwijl hij een jaarinkomen genoot van ƒ 2000. Op l december 1700 had hij van zijn moeder in de Utrechtsestraat een huis gekocht, daer de wintmolen in de gevel staet. Vervolgens was hij op 15 september 1701 te Amsterdam getrouwd met Sebilla van Alstee140, die een dochter was van de uit Emmerik afkomstige schoenmaker Jacobus van Alstee en van Debora Boor. Op 19 april 1682 was zij te Amsterdam gedoopt, zij werd op 5 februari 1774 aldaar begraven. Volgens haar achterkleinzoon Willem Bilderdijk sprak zij het Amsterdams zeer naauwkeurig en met eene buitengewone zoetheid, die dezen Dialect eigen was. Emanuel Pelgrom de Bie volgde zijn oom Barent Pelgrom de Bie op als rector van het Bacx-koorke. De collatie door de patroon werd op 4 november 1687 door de Staten-Generaal geapprobeerd. Tot zijn overlijden op 3 mei 1747 (Amsterdam) bleef hij in
| 227 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
het genot van het beneficie, zij het sedert 1723 met aftrek van 's lands tertiën. Als rector had Emanuel een aantal dokumenten onder zich, die zijn gerechtigdheid op het beneficie genealogisch en juridisch aantoonden. Zijn achterkleinzoon Bilderdijk schreef in 1811: de genealogie heb ik met veel zorg opgemaakt, toen ik 14 a 16 jaar oud was, uit papieren van een overgrootvader die onder een oudoom van mij waren. De poëet jokte. Inderdaad zijn enige stambomen en genealogische aantekeningen van zijn hand bewaard gebleven, maar de belangrijkste daarvan, Brabantse stambomen, heeft hij gekopieerd van den genealogist van de Velde, dict. Honselaar. Emanuel Pelgrom de Bie (1674-1747) heeft mogelijk aan de Bossche historicus en genealoog jonker mr Steven Johan van den Velde gezegd Honselaer (1676-1743) opdracht tot een voorouderonderzoek gegeven. Uit dit huwelijk werden zes kinderen geboren:
| 228 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
X-a. Isabella Pelgrom de Bie147 werd op 15 juni 1707 te Amsterdam gedoopt en overleed daar op 23 april 1781. Zij trouwde op 11 juli 1728 te Amsterdam met Willem Duyzenddaalders148, die meervoudig aan de familie Pelgrom de Bie was verzwagerd. Hij was op 28 juni 1697 te Amsterdam gedoopt als zoon van Jan Duysentdael- | 229 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
ders en Debora Molensteen en overleed aldaar op 28 december 1775. Willem kreeg in 1719 een admissie van de stad als schipper op Utrecht. Hij woonde in 1742 op de Prinsengracht in het huis waar de Herfst uithing (huurwaarde ƒ 370) en verdiende toen ƒ 1200 per jaar. Bilderdijk schreef over Willem: Dees mijn Grootvader, geen zoon of andere verwachting van kinderen hebbende dan uit deze zijne jongste dochter, wilde dat ik niet slechts zijnen naam van Willem zou voeren, maar ook die van Duyzenddaalders. (...) Mijn vader was hier tegen, uit vrees dat die naam den zijnen verdrukken mocht; echter staa ik op het zilverwerk door mijn Grootvader Doopgeschenke gegeven als Willem Duyzenddaalders Bilderdijk bekend: doch ik heb dien naam nooit gevoerd. Uit dit huwelijk:
X-b. Hendrik Pelgrom de Bie150 is op 16 mei 1717 te Amsterdam gedoopt. Hij vestigde zich als apotheker in de Tuinstraat; zijn huis had in 1742 een huurwaarde van ƒ 250, terwijl zijn jaarinkomen ƒ 800 beliep. Op 21 augustus 1739 was hij te Amsterdam in ondertrouw getreden met Hester Romp151, aldaar geboren op 10 februari 1721, dochter van Samuel Romp en Agneta Sweerts. Rond 1760 verhuisde Hendrik met zijn gezin naar IJsselstein, waar hij schepen werd en op 28 januari 1771 overleed. Zijn weduwe ging in Utrecht wonen op de Kromme Nieuwe Gracht over het Jeruzalemssteegje. Hendrik Pelgrom de Bie was rector van het Bacxkoorke in de Bossche Sint-Janskerk; de collatie van 1725 werd pas in 1728 door de Staten-Generaal geapprobeerd. Hij behield de sinecure tot zijn overlijden. De kinderen uit dit huwelijk waren:
| 230 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
| 231 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gerard van der Sluys en van Helena de Bruyn. Zij was in het bezit van een wapenkaartje, waarop de adels- en heldenafkomst van Willem Bilderdijk en Michilda Maria Pelgrom de Bie heraldisch is gedokumenteerd en dat ongetwijfeld uit de boedel van haar moeder kwam. Bijlage A. Jacht op het Bacx-koorke. Nadat in 1662 de eerste protestantse beneficiant Jacob Pelgrom de Bie was overleden, kwamen er kapers op de kust. Het vakante beneficie werd allereerst opgeëist door een familie Bacx157, die daartoe al enige jaren voorbereidend lobby-werk had verricht. Initiatiefneemster was Sophia van Goltstein, weduwe van ritmeester Johan Bacx.158 Eind 1658 verzocht zij de Staten-Generaal om de beneficies van het Bacx-koorke en anderhalf jaar later vroeg zij tevens om de cantorij van Hilvarenbeek. Zij betoogde, als dat terwijlen haeren man ende andere bloetvrinden van sijnen name inden dienst deses lants waeren, sij suppliante ongemeene schade ende verlies heeft geleden door 't beroven van verscheijde capitale stucken vande middelen daer mede Godt haere voorouders hadde gesegent tot Antwerpen, huijsen, renthen ende desgelijx als de Backsen daer waeren hebbende, ende binnen s'Hertogen-Bosch merckelijcke stucken van er/gronden, mits oock t'incomen van seecker choorken in Sint Janskercke aldaer, tot bewijs van der suppliante gerechticheyt noch heden ten dage het Backsen Choorken genoemt, waer uijt verscheijdene beneficiën beurssen gaen, als oock uijt de canterije tot Hilvarenbeek, twelck alles ten tijde van oorloch haer suppliante, uijt haet van de religie tot dewelcke de Backsen waeren overgegaen, bij passieuse testamenten is ontmaeckt ende andersins vervremt ende sodanich verdonckert dat het onmogelick [is] oit eenich genot daervan te mogen trecken. De weduwe werd gesteund door haar schoonzoon Leonardt Aelstius159 te Lith, echtgenoot van Geertruydt Bacx160 en predikant van Lithoijen.
De Staten stelden het rekwest ter hand van Pieter Schuyl, rentmeester van de geestelijke goederen in de meierij van Den Bosch. Een tweede rekwest van de weduwe Bacx, versoeckende met een beneficie ofte beurse uijt de canterie tot Hilverenbeecq als anders gebeneficieert te mogen werden, werd op 3 maart 1660 doorverwezen naar Florentius Schuyl, rentmeester van de studiebeurzen in de meierij. Door beide verzoekschriften ontdekten de regenten, dat over de beneficies nimmer de tertiën waren ingehouden, het derde deel van de inkomsten van geestelijke goederen, dat sedert de kapitulatie van Den Bosch (en elders in de
| 232 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
meierij na de vrede van Munster) aan de staat moest worden afgedragen ter bekostiging van traktementen voor predikanten en protestantse schoolmeesters en de studies van theologiestudenten van 'de ware religie'. Zodoende werd nog in maart 1660 geresolveerd dat de tertiën na het overlijden van de zittende beneficianten voortaan aan de staat zouden worden afgedragen. De weduwe Bacx was daarmee niet geholpen en richtte zich in september 1660 andermaal tot de Hoog Mogenden. Zij gaf toe dat de cantor van Hilvarenbeek nog in leven was en zijn ambt derhalve nog niet opgeëist kon worden, maar wees ten overvloede nogmaals op de verdiensten van haar familie; soude dienvolgende onder reverentie niet redelyk sijn, dat haere kindts-kinderen gunstelyck van Uw Hooghmogenden wierden bedacht, onder welcke een soontjen is, genoemt Henricus, soone van Leonardus Aelstius, predicant tot Lith, van seer goede geest, gebooren inde meijerije van 's HertogenBossche, 't welcke sij geerne tot de studie sach opgevoedt om door geleertheit het pausdom affbreuck te doen, gelijck sijne voorvaderen door de wapenen, indien Uwe Hooghmogenden haer suppliante met eenigh beneficie gelieven te begenadigen? Het verzoek werd wederom doorgestuurd naar Florentius Schuyl, die in augustus het jaar daarop de gedeputeerden voor meierijse zaken adviseerde om de Staten-Generaal zodra een der Bacx-beneficies vaceerde te waarschuwen. Op 19 september 1661 namen de Staten-Generaal dit advies over.
Kort nadien, in 1662, kwam beneficiant Jacob Pelgrom de Bie te overlijden. In de Staten-resolutie van 1660 werd onjuist gesproken van de beneficianten Jacob en Laurens Pelgrom de Bie en ook de familie Bacx stichtte een heilloze verwarring door kategorisch te spreken van de juist gestorven beneficiant Laureyntïus Pelgrum, met wie zowel de kandidaat Laurens Jacobs Pelgrom de Bie als de patroon Laurens Henricks Pelgrom de Bie werd bedoeld. De laatste droeg na het overlijden van de in augustus 1662 voorgedragen kandidaat Laurens in september zijn katholieke neef Herman Pelgrom de Bie voor als nieuwe rector, een kapitale fout, want Herman werd terstond ontmaskerd als sijnde notoir paeps gesint ende bijgevolge inhabijl tot kerckelycke ofte godts-dienstighe benefieten.
Nog gekompliceerder werd de zaak, toen zich in augustus 1662 Peter van Deurne161 uit Breda meldde, -een bloedverwant van Ghijsselbrecht Back die zich al van het Merlaerskoortje in de Bossche Sint Jan had meester gemaakt-, met de mededeling dat hij als pretense patroon van het Bacx-koorke, wijlen de patroon (sic!) Jacob Pelgrom de Bie opvolgende, de zonen van Davidt Schoock beneficieerde ten behoeve van hun studie. Schoock162,
| 233 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
een professionele beneficiejager, was geen verwant en onbekend is voor hoeveel hij Van Deurne heeft uitgekocht. Patroon Laurens Pelgrom de Bie vroeg de stukken op om het pretens recht vanden voornoemden Pieter van Deurne te mogen debatteren. Sophia van Golsteyn weduwe Bacx was inmiddels het overlijden van de voorgedragen kandidaat ter ore gekomen, beschouwde hem als een tweede gestorven beneficiant en vroeg in oktober 1662 om diens rectoraat als tweede vakante beneficie. Naast elkaar liepen nu twee sollicitaties van de weduwe Bacx, een van patroon Laurens Pelgrom de Bie en een van David Schoock modo Peter van Deurne. Laurens Pelgrom had de slechtste papieren, omdat hij een katholiek had voorgedragen en bovendien was het de beurt van de Staten-Generaal als rechtsopvolger van de deken van de Sint Jan om (al dan niet op Laurens' voordracht) een beneficiant aan te stellen. Schoock had toegegeven geen bloedverwant te zijn en zodoende werd uiteindelijk in november 1662 Henrick Aelstius, zoon van Leonardt van Aelst en Geertruyd Bacx, benoemd tot beneficiant163, met als argument dat in de stichtingsakte was gestipuleerd, dat bij gebrek aan geschikte bloedvervanten ook vreemden konden worden bedacht.
Een maand later sloten Aelstius en Anna Catharina Bacx een kontrakt, dat de voornaeinde Leonardus Aelstius soude met al syn vermogen sien ende trachten te vercrygen by haere Hoog Magenden de heeren Staten Generael onser Verenichde Nederlanden op den naem van synen soon Henrick Aelstius het gehele incomen off profyt staende op t' choor der kercke deser stadt, genaemt Bacxen choor. Ende dat vercregen hebbende, soude laeten genieten off profiteren aen welgemelte vrouwe Anna Catharina Bacx de gerechte helft van alle de pro fy ten, incomen off voordelen (...). Ende dat niet alleen ten opsichte van het beneficie, dat mits de dood van Laureyntius Pelgrom by haere Hoog Mogenden aenden persoon vanden voornoemde Aelstius opden XI.en Novembris lestleden is geconfereert, maer ooc ten opsichte vande andere beneficiën by wylen Gysbert Bacx gefondeert, als naementlic noch eene capellanye in t'voor schreven choor ende de canterye tot Hilvarenbeeck. Anna Catharina Bacx164 (een nicht van ritmeester Johan Bacx) dankte de beloning van 50% van de inkomsten aan de invloed die zij als vrouw van de Bossche hoogschout, Hendrick de Bergaignen, kon uitoefenen. Dat die invloed broodnodig was, blijkt uit de juridische procedures waarmee de familie Pelgrom de Bie de usurpatoren bestookte.165
Henrick Aelstius166 was op 8 april 1657 te Lith gedoopt. Zijn moeder was een nakomelinge van de omstreeks 1450 geboren Symon Bacx van Herenthals, die geen verwant was van Ghijssel-
| 234 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
brecht Back, hoewel zijn vrouw Aleyt Back wel hetzelfde familiewapen voerde, maar dat hebben de nakomelingen vermoedelijk niet geweten. Hij studeerde op een Bacx-beneficie en solliciteerde in 1667 bovendien naar een ander beneficie. Hij studeerde niet om, zoals zijn oma had beloofd, door geleertheit het pausdom affbreuck te doen ofwel predikant te worden, maar werd in 1682 geadmitteerd als notaris te Bennebroek, waarna hij tot in 1736 praktiseerde te 's-Gravenhage. Gedurende een aantal jaren konsumeerde hij de helft van zijn beneficie in het Bacx-koorke, dat hij in 1671 voor tien jaar ad ƒ 180 (waarvan ƒ 90 voor Anna Catharina Bacx) verpachtte aan notaris Jacob de Bije, die al geruime tijd, mede namens de Amsterdamse gerechtigden, rentmeester van de stichting was; er werd een moderatie overeengekomen voor het geval ('t welck God t verhoeden wil), dat de voorschreven hel licht van het voornoemde incomen de voornoemde De Bije door oorlog infructueus wierde gemaeckt, soo dat denselven De Bije daer van niet allels] conde ontfangen ofte prouffiteren. Aelstius werd in februari 1664 begunstigd door de Staten-Generaal met hun resolutie dat hij de tertiën niet behoefde af te dragen. De procedure voor de Raad van Brabant te 's-Gravenhage167 was inmiddels ver gevorderd. Op 22 februari 1672 veroordeelde de Raad de impetrant Laurens Pelgrom de Bie, patroon van de stichting, interveniërende en de zaak aannemende voor Jacob de Bije als rentmeester, om hangende het proces en zonder het voorlopige vonnis af te wachten aan Aelstius onder waarborg zijn beneficie-inkomsten uit te keren. Het eindvonnis volgde op 27 september 1672: Den Raadt, gehoon de plaijdoije in't collegie gedaen, mitsgaders gesien de stucken ende munimenten hinc inde onder inventaris overgelevert, ende op alles geleth 't gene in desen te letten stonde, Doende Recht, Adjudiceert den impetrant sijnen eijsch ende conclusie op ende jegens den gedaechde gedaen ende genomen, condemneert dienvolgende de gedaechde in sijne voorschreven qualité met de acte ofte resolutie van haere Hoog Mogenden in date den U November 1662 bij hem geobtineert met te behelpen ende voorts in deselve sijne qualiteijt affstant te doen van 't beneficie in questie ende aen impetrant daermede te laten gewerden, mits hem regulerende nae de fondatie brieff. Condemneert mede den gedaechde te restitueren de vruchten van dien bij hem genoten a tempore litis constetata in petitonio. De aktie van de familie Bacx eindigde ermee dat Aelstius in 1673 surgéantie van betaling kreeg en de usurpatoren tegen elkaar begonnen te procederen.
| 235 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tijdens het proces met de Bacxen moest Laurens Pelgrom de Bie ook nog afrekenen met de pretenties van Peter van Deurne en David Schoock. Toen in 1664 Schoock de rekening van 1663 had opgeëist, begon Laurens eerst de regenten uit te leggen hoe Aelstius het verhaal in de wereld had gebracht, dat het voorschreven vacerende beneficie vacerende was niet bij doode van Jacob Pelgrom, soo als hier vooren conform de waerkeijt is verhaelt, maer bij doode van een Laurentius Pelgrom, die noijt het selve beneficie gehadt en hadde. De Staten-Generaal vroegen aari Florentius Schuyl een oordeel over een en ander en brachten hem daarmee danig in verlegenheid, Schuyl had namelijk reeds in november 1662 aan Schoock alvast ƒ 200 uit Aelstius' deel beloofd en laten uitkeren. Toen Laurens dat hoorde, vroeg hij de Staten om hangende het proces alle betalingen vanwege de stichting te mogen opschorten. Schoock vroeg een week later om betaling van het inkomen van 1663 en rentmeester Schuyl obstrueerde Laurens' rekwesten door ze wegens het ontbreken van de retroacta als niet geschreven te beschouwen. | 1 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aelstius werd aanvankelijk in het gelijk gesteld, Schoock niet, die bleef de Hoog Mogenden in 1664 en 1665 bestoken met verzoekschriften om betaling van zijn deel. In juli 1664 promoveerde de zaak naar de Raad van State, die in november een rapport ontving van Pieter Schuyl en zich beperkte tot het advies om na het overlijden van de beneficianten over te gaan tot de invordering van 's lands tertiën, zoals in maart 1660 reeds door de Staten-Generaal was besloten.
Florentius Schuyl ontving eindelijk de stukken van Laurens Pelgrom de Bie en konkludeerde daaruit, dat volgens de stichtingsbrief de beneficies staan te vergeven aenden noeste vanden bloede der fundateurs daertoe bequaem sijnde. En in cas van geene bloedt vrienden aen vremde. Daardoor had noch Herman Pelgrom de Bie er recht op, als zijnde katholiek en dus 'onbekwaam', noch Laurens Pelgrom de Bie, te meer alsoo hij noeijt op het oorschreven beneficie heeft behoorlijck gestudeert, synde een provoost tot Amsterdam, aldus de drogredenenng van Florentius, die de eisen voor een beneficiant toepaste op een patroon en in feite als rentmeester van de studiebeurzen helemaal geen recht van spreken had over geestelijke beneficies.
Medio 1666 moest Florentius Schuyl zich in Den Haag verantwoorden. Hij beweerde de autoriteiten allang, bij monde en in geschrifte, te hebben duidelijk gemaakt dat het Bacx-koorke niet onder zijn kompetentie viel en dat de begeving aan Aelstius slechts van voorlopige aard was. Ende dat tvoorschreven beneficium bij eenighe vrienden voor uwe Hooghmogenden wordt gereclameert en dat noch by uwe Hooghmogenden mede niet is gedetermineert seecfcere quaestie by Pieter Schuyl van Walhoorn gemoveert, soo verstonden uwe Hooghmogenden wei dat naer decisie van dese quaestiën de voornoemde David Schoock eerst soude konnen spreecken, sijnde aen hem inderdaet de voorschreven 200 gulden bij mijn aen hem te vroegh betaelt. lek versoecke oock gedienstelyck, dewijle ick tot beter expeditie, daer toe geparst sijnde, de voorschreven penninghen hebbe mosten beloven, tot voordeel van Aelstius, dat, indiender iedts verders te geven mocht sijn, voorschreven questiën gedecideert synde, dat uwe Hooghmogenden gelieven goedt vinden dat Aelstio sulx worde geordonneert te voldoen, want ick andersins titulo negotiorum
| 2 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
gestorum hem soude moeten aenspreecken. Eveneens medio 1666 werd de zaak verwezen naar de Raad van Brabant, die, zoals we reeds hebben gezien, in 1672 tot een eindvonnis kwam en de familie Pelgrom de Bie in haar rechten herstelde. De verschillende malen door de Raad van State en Staten-Generaal geformuleerde eis dat de tertiën aan het land moesten komen, werd vergeten en ging in 1721 een nieuw probleem vormen.
B. De staat neemt de stichting over.168 In 1721 'ontdekte' Margareta de Kok van Kerkwijk te 's-Hertogenbosch de stichtingen van het Bacx-koor. Met een beroep op de resoluties van de Staten-Generaal van 18 april en 20 juni 1664, die ontdekkers van verduisterde landsgoederen recht gaven op een kwart van de zuivere inkomsten gedurende vijftien jaar, verzocht zij om met een der beneficies te worden beleend. Zij wees erop dat ten onrechte enkele annex aan de kapellanie gestichte fondsen door de familie waren achtergehouden: 4 mud rogge jaarlijks voor de godslamp in de gewezen Salvatorskapel en 10 mud voor de armen. Bovendien genoot de patroon de inkomsten van de patronaat s wei de, droegen de beneficianten geen tertiën af aan de staat en werd er geen collaterale successie over het stichtingskapitaal betaald, zoals bij resolutie van 24 december 1695 de Staten-Generaal hadden verplicht gesteld. Het verzoek werd ter beoordeling voorgelegd aan de rentmeester der geestelijke goederen in het kwartier van Oisterwijk, Tengnagel, die rapporteerde dat het inkomen van de godslamp al sinds 1638 in zijn boeken werd verantwoord, dus niet meer in de handen van de beheerders en profiteurs van de stichting was. De tien
| 3 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
mudden armenrogge, gereduceerd tot ƒ50, werden sinds jaar en dag getoucheerd door de diakonie. Sinds de ordonnantie op de collaterale successie had er geen collatie meer plaatsgevonden, zodat het land daarover geen inkomsten had gederfd. De Kok van Kerkwijk werd voor haar diensten afgescheept met een eenmalige uitkering van ƒ 100. Met Tengnagels rapport in de hand adviseerde de generaliteitsrekenkamer op 3 februari 1722 de S t at en-Generaal om het financiële beheer van het Bacxkoorke bij de rentmeester der geestelijke goederen onder te brengen. Binnen twee maanden moesten daarheen alle stukken worden overgebracht. Het argument van de beneficianten Emanuel Pelgrom de Bie en Hendrik Pelgrom Engebrecht, dat U Hoog Mogenden de collatiën successivelyk geapprobeert hebben sonder inde actens van approbatie een derde der inkomsten voor het land gereserveerd te hebben, gelyk gewoon is, komt ons kragteloos voor, also 'er meer exempelen syn, dat die reserve inde acte van approbatie niet gemelt synde, egter dat derde nade generale ordre en practycq daer van afgehoude en aen 't land verantwoort is. De beneficianten repliceerden in mei 1722, dat nooit bij generale resolutie tertiën van beneficiën juris patronatus laicalis zijn gevorderd en vroegen om blijvend in het genot van het gehele inkomen te mogen blijven. Dat werd afgewezen, terwijl bovendien de patronaatsweide werd opgeëist.
Beide kapelaans ontkwamen er niet aan 's lands recht op de godslamp en de armespinde te erkennen, alsook haar presentatierecht met annex daaraan de patronaat s weide. Op het punt van de tertiën bleven zij evenwel nog weerspannig. Doordat de rekenkamer eenvoudigweg beslag legde op het hele stichtingsvermogen, werden zij evenwel in het defensief gedrongen.
Na het overlijden van de beneficiant Hendrik Pelgrom Engebrecht in juli 1724 en de voordracht van Hendrik Pelgrom de Bie door patrona Maria Pelgrom Engebrecht in 1725, traineerden Staten-Generaal drie jaar lang de akte van approbatie en daarna de uitbetaling van beide porties edert 1723. Pas in 1729 was de situatie genormaliseerd, in zoverre dat voortaan de generaliteitsrekenkamer het fonds van het Bacx-koorke beheerde, zelf de tertiën inhield en de beneficianten uitbetaalde.
| 4 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
JOURNAAL betreffende de NALAATENSCHAP van wylen MEJUFFROUWE DEBORA PELGROM DE BIE. Handschrift en tekening van Willem Bilderdijk met het familiewapen van zijn oudtante Debora Pelgrom de Bie (IX-a-3). (Collectie Nederlands Letterkundig Museum 's-Gravenhage, B 583 H 3). Overigens voerden sommige familieleden twee bijen boven en een onder de tegengekanteelde dwarsbalk.
Gebruikte afkortingen:
| 5 |
Noten | |
1. | KB Brussel, hs II-6511, p. 22 e.v. Bilderdijkmuseum Amsterdam, hs G-44, genealogie B, Geslacht Lijst van de Familie Pelgrom de Bie, zijnde een Tak van het geslacht die Bie, gesproten uit den Vlaamschen Huize van Aalst. L.F.W. Adriaenssen, 'De afstamming swaan en de genealogische poëzie van Willem Bilderdijk', Jaarboek van het centraal Bureau voor genealogie en het Iconographisch Bureau, XLI (1987) |
2. | A. van Sasse van IJsselt, 'Genealogie van den Bosschen kroniekschrijver Pelgromius, naar een oud handschrift, afkomstig van de familie Pelgrom de Bie', Noordbrabantsche Almanak 1891, 533. J.D. Wagner, 'Eene genealogie de Bije', Taxandria, XXV (1918) 105. |
3. | Haar wapen bij Wagner, 'Eene genealogie', 105. |
4. | GAH, R 1327, f 125v, 30 januari 1538. |
5. | ARAB, Rk 13005, rekening Kerstmis 1458 - Sint Jan 1459. C.F.X. Smits, De grafzerken in de kathedrale Sint Janskerk van 's-Hertogenbosch ('s-Hertogenbosch, 1912) 10. |
6. | BAH, Obituarium Sint Jan Den Bosch, p. 429. GAH, Aanwinsten 7851, f 143v, 1517. A.F.O. van Sasse van IJsselt, De voorname huizen en gebouwen van 's-Hertogenbosch, alsmede hunne eigenaars en bewoners in vroegere eeuwen. Aanteekeningen uit de Bossche schepenprotocollen loopende van 1500-1800 (3 dln; z.pl., z.j.) III, 417. |
7. | GAH, Aanwinsten 7851, f 22. |
8. | GAH, R 1314, f 320, 18 augustus 1531. R 1316, f 192, 19 oktober 1531. R 1372, f 23v, 31 maart 1556; f 406, 6 september 1557. Handelingen van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant 1916-1927 ('s-Hertogenbosch, 1927) 40. |
9. | Van Sasse van IJsselt, De voorname huizen, II, 94, 266. |
10. | GAH, R 1279, f 443v, 12 juli 1509. R 1325, f 299, 16 juni 1536. R 1326, f 48, 16 december 1536. R 1327, f 125v, 30 januari 1538; f 190v, 5 april 1538. Aanwinsten 7851, f 374, 1537. Van Sasse van IJsselt, De voorname huizen, III, 417. Smits, De grafzerken, 10-11. |
11. | GAH, R 1303, f 256v, 4 augustus 1525. R 1306, f 87, 13 februari 1527. |
12. | GAH, R 1352, f 397, 28 augustus 1549. |
13. | A. Schillings, Matricule de l'université de Louvain (10 dln; Brussel, 1958-1967) III, 582, no 15, 8 april 1518. |
14. | GAH, R 1327, f 189v, 5 april 1538. |
15. | GAH, R 1845, f 508, 14 juni 1559. R 1846, f 82, 22 november 1560. Van Sasse van IJsselt, De voorname huizen, II, 531. |
16. | GAH, R 1340, f 67v, 5 januari 1543; f 320, 26 juli 1544. Aanwinsten 7851, f 214v, 1525. Van Sasse van IJsselt, De voorname huizen, III, 5, 35, 36. Van Sasse van IJsselt, 'Genealogie'. |
17. | GAH, R 1353, f 422, 18 maart 1550. Aanwinsten 7851, f 207, 1524. Smits, De grafzerken, 98. |
18. | GAH, R 1376, f 14, 19 oktober 1558. R 1422, f 67v, 10 juni 1592. |
19. | GAH, R 1422, f 67, 10 juli 1592. R 1425, f 135, 27 maart 1604. R 1460, f 31v, 5 maart 1613. R 1485, f 345, 28 maart 1611. R 1523, f 450, 19 september 1623. R 1525, f 403, 19 september 1625. R 1535, f 117, 30 december 1623. Van Sasse van IJsselt, De voorname huizen, III, 161, 461. Smits, De grafzerken, 10-11. |
20. | GAH, R 1425, f 420, 28 juni 1606. R 1482, f 390, 8 mei 1609. Van Sasse van IJsselt, De voorname huizen, II, 185. H.J.M, van Rooij, Het Oud-archief van het Groot-Ziekengasthuis te 's-Hertogenbosch (3 dln; 's-Hertogenbosch, 1963) I, 311, no 3744. Smits, De grafzerken, 10-11. |
21. | GAH, Aanwinsten 7851, f 207, 1524; f 230, 1526. |
22. | ARAB, Raad van Brabant 629, no 29, augustus 1561. GAH, R 1354, f 434, 2 augustus 1550. R 1372, f 23v, 31 maart 1556. Aanwinsten 7851, f 270, 1528. |
23. | GAH, R 1371, f 263, 23 maart 1557. |
24. | GAH, R 1387, f 10, 18 oktober 1564. Van Sasse van IJsselt, De voorname huizen, II, 566. |
25. | GAH, R 1406, f 156, 25 augustus 1587; f 411, 6 september 1590. R 1423, f 133, 13 januari 1597. R 1425, f 63, 14 juni 1603. |
26. | GAH, R 1525, f 403, 19 september 1625. |
27. | GAH, R 1400, f 375v, l februari 1576. R 1425, f 63, 14 juni 1603. Van Sasse van IJsselt, De voorname huizen, II, 316. |
28. | GAH, R 1517, f 57, 24 november 1616. |
29. | A. van der Does de Willebois, Studiebeurzen. Beurzenstichtingen voor de stad en voormalige meijerij van 's-Hertogenbosch (4 dln; 's-Hertogenbosch, 1904-1906), IV, kapittel 50. |
30. | GAH, R 1418, f 88, 8 juni 1583. R 1423, f 133, 13 januari 1597. R 1486, f 296, 10 februari 1612. G. van den Eisen en W. Hoevenaars, Analecta Gijsberti Coeverincx (2 dln; z.pl., z.j.) I, 76. R.A. van Zuylen, Inventaris der archieven van de stad 's Hertogenbosch. (Stadsrekeningen van het jaar 1399-1800) (2 dln; 's-Hertogenbosch, 1863-1866) II, 909. G. Bannenberg, A. Frenken en H. Hens, De oude dekenaten Cuyk, Woensel en Hilvarenbeek in de 15de- en 16de eeuwse registers van het aartsdekenaat Kempenland (2 dln; Nijmegen, 1968-1970) II, 289. |
31. | GAH, R 1406, f 205, 17 maart 1588. Van Sasse van IJsselt, De voorname huizen, III, 417. |
32. | GAH, R 1520, f I38v, 13 januari 1620. Van Sasse van IJsselt, De voorname huizen, III, 417. |
33. | GAH, R 1418, f 88, 8 juni 1583. R 1423, f 133, 13 januari 1597. R 1849, f 167, 22 oktober 1582 (Herman is kleinzoon van Herman Rombouts en Christina Jans Hammeken). Van Sasse van IJsselt, De voorname huizen, II, 493. Smits, De grafzerken, 5. G. Berkelmans, 'Rombouts of een Bossche familie gaat met de tijd mee', De Brabantse Leeuw, XXXIV (1985) 170-174. |
34. | E. Reusens, 'Documents relatifs a l'histoire de l'université de Louvain (1425-1797)', Analectes pour servir a l'histoire ecclésiastique de la Belgique, XVIII (1882) 401-407. Van der Does de Willebois, Studiebeurzen, IV, kapittel 50. |
35. | RAH, Collectie Aanwinsten 1897, no 45, 7 november 1520. KU Tilburg, Brabanticaverzameling, hs D-19-a, no 82. BAH, Obituarium Sint Jan Den Bosch, p. 381. GAH, R 1240, f 160, 1470/71. R 1270, f 38v, 3 maart 1502; f 67v, 15 juni 1502. R 1271, f 9v, 10 november 1502; f 115, 6 oktober 1502; f 231, 19 oktober 1502; f 462, 16 januari 1503. R 1272, f 13v, 20 november 1504; f 83v, 27 juli 1504. R 1278, f 273v, 15 februari 1508. R 1297, f 21v, 18 november 1521. R 1300, f 9, 20 oktober 1524. R 1326, f 48, 16 december 1536. R 1327, f 307, 9 augustus 1538. J.Th.M. Melssen, 'Een Bossche familie zwermt uit... De familie Pelgrom (van Driel)', De Brabantse Leeuw, XXVI (1977) 132. Van Sasse van IJsselt, De voorname huizen, III, 238, 417, 419, 420. A. van Sasse van IJsselt, 'De oorspronkelijke naam der Bossche familie Pelgrom', Taxandria, XIII (1906) 41-42. Ch.C.V. Verreyt en W.J.F. Juten, 'Noordbrabantsche schepenzegels', Taxandria, X en XII (1903 en 1905), X, 279-281. Ch.C.V. Verreyt, 'Leden der Lievevrouwebroederschap te 's Hertogenbosch van 1318-1642', Taxandria, XVIII (1911), 173. H.J.M, van Rooij, Inventaris van het oud-archief van het 'Zinnelooshuis' te 's-Hertogenbosch (Zundert, 1932) 167, 171, 172, 177. Van Rooij, Het Oud-achief, II, 428, 429, 444, 447, 448, 457, 474, 479, 480, 481. Van Zuylen, Stadsrekeningen, I, 42. Jacob van Oudenhoven, Silva-ducis aucta, et renata of Een Nieuwe ende gantsch Vermeerderde Beschrijvinge van de Stadt van s'Hertogen-Bossche ('s-Hertogenbosch, 1670) 71. C.R. Hermans, Bijdragen tot de geschiedenis, oudheden, letteren, statistiek en beeldende kunsten der Provincie Noord-Braband (2 dln; 's-Hertogenbosch, 1845) I, 113. Van den Eisen en Hoevenaars, Analecta, II, 163. W. Bezemer, Bijdrage tot de kennis van het oude cijns- en grondrenterecht in Brabant ('s-Hertogenbosch, 1889) 207-210. G. van der Velden, Het necrologium Bernense van Arnold van Vessem uit 1574, aangevuld met de namen van de abdijleden tot 1986 (Berne (Heeswijk), 1986) 16. Smits, De grafzerken, 51. Wellicht mag Henrick worden vereenzelvigd met de Bosschenaar Dierck Pelgrom, die in 1498 te Rostock ging studeren; elders werd geen immatrikulatie gevonden (A. Hofmeister, Die Matrikel der Universitat Rostock (5 dln; Rostock, 1889-1912) I, 292). |
36. | GAH, Collectie Aanwinsten 1897, no 44 en no 45. GAH, Aanwinsten 7851, f 6, 1478/79. R 118, f 356v, 27 december 1519. BAH, Obituarium Sint Jan Den Bosch, p. 414. Van Sasse van IJsselt, De voorname huizen, I, 381. |
37. | GAH, R 1371, f 451, l september 1557. R 1379, f 23v, 25 oktober 1560. Aanwinsten 7851, f 260v, 1528. Van Sasse van IJsselt, De voorname huizen, III, 238. |
38. | GAH, R 1378, f 372, 11 juni 1560. R 1382, f 522, 18 maart 1563. R 1845, f 432, 5 januari 1559. Van Sasse van IJsselt, De voorname huizen, I, 138. C.R. Hermans, Verzameling van kronyken, charters en oorkonden betreffende de stad en meijerij van 's Hertogenbosch ('s-Hertogenbosch, 1848) 98. Verreyt en Juten, 'Noordbrabantsche schepenzegels', XII, 249. |
39. | GAH, R 1379, f H7v, 23 januari 1561. R 1848, f 341, 5 mei 1575. |
40. | GAH, R 1376, f 434, 29 november 1559. R 1382, f 132v, 9 februari 1562; f 201v, 21 mei 1562. Van Sasse van IJsselt, De voorname huizen, II, 408. |
41. | GAH, R 1401, f 10, 27 oktober 1575; f 143v, 23 januari 1576, G.C.M, van Dijck, De Bossche optimaten. Geschiedenis van de Illustre Lieve vrouwebroederschap te 's-Hertogenbosch, 1318-1973 (Tilburg, 1973) 236. |
42. | GAH, R 1382, f I32v, 9 februari 1562. R 1412, f 229v, 23 september 1575. |
43. | L.F.W. Adriaenssen, 'De Bossche familie Moer in kerkklokken, altaarstukken en gebed (1452-1644)', De Brabantse Leeuw, XXXVII (1988) 203, 205. L.F.W. Adriaenssen, 'De Bossche klokkengietersfamilie Moer, 1450-1570', Noordbrabants Historisch Jaarboek, VI (1989) 56, 69. |
44. | GAH, R 1404, f 134, 13 november 1580. R 1407, f 463v, 5 mei 1593. R 1417, f 204v, 27 januari 1581. R 1422, f 291v, 15 juni 1593. |
45. | GAH, R R 1385, f 250, l maart 1564; f 256v, 4 februari 1564. R 1399, f 391, 23 juni 1574. R 1432, f 296v, 11 juni 1594. R 1851, f 67, 17 november 1593. B 59, gemene zetting van 1552/53. Van Sasse van IJsselt, De voorname huizen, III, 53. Ch.C.V. Verreyt, 'Zegelafbeeldingen', De Navorscher, XL (1890) 582. |
46. | GAH, R 1387, f 10, 18 oktober 1564. |
47. | L.F.W. Adriaenssen, 'De gerechtigden tot het Bacx-koorke in de Sint Jan tot de reductie van Den Bosch', De Brabantse Leeuw, XXXIV (1985) 135. GAH, R 1345, f 427, 5 maart 1546. |
48. | GAH, Aanwinsten 7851, f 125v, 2 oktober 1516; f 153v, 1519. |
49. | RAH, Collectie Cuypers van Velthoven no 3533, 1559/60. Collectie Aanwinsten 1897, no 45, 7 november 1528. GAH, R 446, f 29, 27 november 1551; f 46v, 22 december 1551; f 57v, 15 januari 1552; f 70, 9 februari 1552; f 77v, 29 maart 1551; ongef., 23 december 1552. R 1372, f 8, 6 maart 1556. R 1412, f 107v, 5 december 1573. Aanwinsten 7851, f 138, 1517; f 153v, 1519. Van Sasse van IJsselt, De voorname huizen, III, 444. |
50. | Van Sasse van IJsselt, De voorname huizen, II, p. 120. Hermans, Bijdragen, I, 125, 129. F. Beelaerts van Blokland, 'Meyerijsche heraldiek', De Nederlandsche Leeuw, XXVI (1908) 167. |
51. | GAH, R 444, ongef., 15 juni 1540; 7 september 1540. R 1399, f 431, 3 september 1575. R 1842, f 746, 28 november 1539. R 1843, f 275, 23 juli 1545. Van Sasse van IJsselt, De voorname huizen, III, 540, 552. |
52. | GAH, R 1326, f 22, 9 november 1536. R 1345, f 427v, 5 maart 1546. R 1347, f 230v, 10 juni 1547. Aanwinsten 7851, f 138, 1517; f 153v, 1519; f 391, 1540. Schillings, Matricule, IV, 25, no 136. Beelaerts van Blokland, 'Nog eens de Bossche familie Pelgrom', Taxandria, XIII (1906) 111. Smits, De grafzerken, 35. |
53. | GAH, Aanwinsten 7851, f 391, 1541. |
54. | GAH, R 1397, f 215v, 31 juli 1573. R 1843, f 70, 16 augustus 1541. R 1845, f 188, 8 april 1557. R 1847, f 395, 14 maart 1569. Van Sasse van IJsselt, De voorname huizen, I, 215; III, 357, 583. Verreyt, 'Zegelafbeddingen', 578. |
55. | GAH, R 1352, f 257, 5 april 1549. R 1383, f 135, 18 januari 1563. R 1386, f 117, 2 januari 1565. R 1413, f 424, 4 juli 1581; f 433v, 15 juli 1581. R 1844, f 291, 24 december 1555. R 1849, f 9 1 , 15 juli 1581. |
56. | GAH, R 1376, f 275, 5 juni 1559. Aanwinsten 7851, f 391, 1541. |
57. | RAH, Rentmeester Generaal 280, f 83. |
58. | GAH, R 1414, f 18, 5 januari 1582. Van Sasse van IJsselt, De voorname huizen, III, 242. |
59. | GAH, R 1376, f 238, 21 april 1559. R 1387, f 3I5v, 19 juli 1565. R 1399, f 435, 9 september 1575. R 1475, f 158, 25 mei 1604. Hermans, Verzameling, 271. Van Zuylen, Stadsrekeningen, II, 991. L.P.L. Pirenne, 's-Hertogenbosch tussen Atrecht en Utrecht. Staatkundige geschiedenis 1576-1579 (Tongerlo, 1959) 140-141. A.F.O. van Sasse van IJsselt, Nieuwe Catalogus der oorkonden en handschriften, berustende in de boekerij van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant (2 dln; 's-Hertogenbosch, 1900-1915) I, 169-170, no 433. L de Gou, 'Het geslacht Van Eyndhouts. Aanvullingen en verbeteringen op het artikel in Jaarboek 1974, Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie, XXIX (1974) 151. |
60. | GAH, R 1848, f 515, 10 december 1576. |
61. | GAH, R 1375, f 310v, 13 september 1558. |
62. | GAH, R 447, ongef., 2 april 1591; 18 mei 1593. R 1376, f 338, 31 juli 1559. R 1382, f 73, 10 januari 1562. R 1385, f 120, 3 januari 1564; f 224, 17 februari 1564; f 351v, 27 mei 1564. R 1404, f 15, 5 november 1579. Van Dijck, De Bossche optimaten, 273-274. Van Sasse van IJsselt, De voorname huizen, III, 241, 242, 523, 525. Van Zuylen, Stadsrekeningen, l, 787, 792; II, 960, 997, 1052, 1072. P. Cuypers van Velthoven, Documents pour servir à l'histoire des troubles réligieux du XVIme siècle dans le Brabant septentrional. Bois-le-Duc (1566-1570) (Bruxelles, 1858) 135, 139, 142, 513. M.A. Vente, 'De Illustre Lieve Vrouwe Broederschap te 's-Hertogenbosch', Tijdschrift van de Vereniging voor Nederlandse muziekgeschiedenis, XIX (1963) 170. |
63. | GAH, B 59, gemene zetting van 1552/53. Aanwinsten 7851, f 125v, 2 oktober 1516; f 153v, 1519. R 1337, f 189, 14 april 1543. R 1342, f 284, 24 maart 1544. R 1345, f 427, 5 maart 1546. R 1359, f 18v, 20 oktober 1551. R 1361, f 15v, 11 oktober 1552. R 1362, f 206v, 14 april 1553; f 317, 22 augustus 1553. R 1363, f 182, 21 april 1553. R 1375, f 310v, 13 september 1558. R 1376, f 275, 5 juni 1559. R 1378, f 158, 26 maart 1560. R 1843, f 337, 20 april 1547. R 1844, f 170, 26 maart 1554 voor Pasen. RAH, Collectie Aanwinsten 1897, no 45, 7 november 1528. Verreyt en Juten, 'Noordbrabantsche schepenzegels', X, 281. Van Oudenhoven, Silva-ducis aucta, 71. Beelaerts van Blokland, 'Nog eens', 107, 110. Van Sasse van IJsselt, De voorname huizen, I, 377; II, 244. B. Blonde, De sociale structuren en economische dynamiek van 's-Hertogenbosch 1500-1550 (Tilburg, 1987) 202. |
64. | GAH, R 1843, f 299, 12 mei 1546. Aanwinsten 7851, f 377, 1537. W. Wijnaendts van Resandt, geschiedenis en genealogie Wijnants - Wijnants van Resant - Wijnaendts (Bergen op Zoom, 1906) 49. |
65. | GAH, R 1354, f 71, 14 mei 1550. R 1357, f 164v, 15 april 1551. R 1358, f212, 11 april 1552. J.Th. de Raadt, 'Verzameling van grafschriften en wapens in verschillende Noordbrabantse kerken', Noordbrabantsche Almanak, III en IV (1891 en 1892) IV, 899. J.B. Gramaye, Antiquitates illustrissimi ducatus Brabantiae (Leuven, 1708) 34. |
66. | GAH, R 1342, f 98, 15 december 1544. R 1345, f 9v, 15 oktober 1545. R 1379, f I57v, 23 januari 1561. R 1387, f 10, 18 oktober 1564. R 1464, f 156, 20 februari 1617. R 1850, f 494, 14 september 1592. RAH, Jezuïetencollege 's-Hertogenbosch, no 181. |
67. | SAA, Vierschaar 148, 20 november 1562. |
68. | GAH, R 256, f 463v, 5 december 1592. R 1428, f 258, 18 januari 1618. |
69. | GAH, R 1380, f 231, 25 april 1561. R 1382, f 507, 6 maart 1563. R 1428, f 168, 7 januari 1617. R 1442, f 77v, 24 december 1601. Beelaerts van Blokland, 'Nog eens', 50. |
70. | GAH, R 1423, f 258, l april 1598. R 1540, f 160v, 6 februari 1629. R 1851, f 216, 21 augustus 1595. Van Sasse van IJsselt, De voorname huizen, II, 337. |
71. | RAH, Collectie Aanwinsten 1897, no 44. GAH, R 1404, f 17v, 10 november 1579. |
72. | RAH, NANB 5247, f 7v, 20 mei 1615; f 14v, 15 oktober 1514; f 16, 24 november 1615; ongef., 4 mei 1624. |
73. | RAH, NANB 5247, ongef., 4 mei 1624. G.A.H., R 1417, f 429v, 3 maart 1582. R 1850, f 277, 12 april 1590. |
74. | RAH, NANB 5247, f 7v, 20 mei 1615; f 25v, 26 augustus 1616; ongef., 24 april 1618; 5 december 1619; 4 mei 1624. GAH, R 447, ongef., 21 februari 1595. R 1453, f 296, 31 augustus 1609. P.C. Bloys van Treslong Prins, Genealogische en heraldische gedenkwaardigheden in en uit de kerken der provincie Noord-Brabant (2 dln; Utrecht, 1924) II, 122. F. Beelaerts van Blokland, 'Aanteekeningen uit de protocollen van Heusdensche notarissen', De Nederlandsche Leeuw, XXXVII (1919) 413. |
75. | RAH, NANB 4818, f 70, juli 1614. NANB 5247, ongef., 31 december 1611. NANB 5256, f 40v, 14 december 1652. GAH, R 1406, f 374v, 4 april 1590. R 1857, f 166, 16 april 1627. A.F.O. van Sasse van IJsselt, 'Genealogie der adellijke familie van Eyck', Bijdragen van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noordbrabant, 1918, 28. Van Sasse van IJsselt, De voorname huizen, II, 130. Bloys van Treslong Prins, Gedenkwaardigheden, I, 199. Ph. van Leefdael, 'Beschrijving der Meierij van 's-Hertogenbosch dor Philips baron van Leefdael', Bijdragen van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-brabant, 1918, 6, 87. Gramaye, Antiquitates, 34. De Raadt, 'Verzameling', III, 556; IV, 761. |
76. | Adriaenssen, 'De gerechtigden', 144. |
77. | Adriaenssen, 'De gerechtigden', 142. |
78. | GAH, R 1423, f 258, 1 april 1598. R 1465, f 246, 2 mei 1617. R 1847, f 414, 27 april 1569. Van Sasse van IJsselt, "Genealogie", 534. Van Sasse van IJsselt, De voorname huizen, I, 235. Van Sasse van IJsselt, "De oorspronkelijke naam", 42. Verreyt, "Leden", 25. Blonde, De sociale structuren, 203. |
79. | GAH, R 1495, f 105, 19 december 1618. R 1530, f 101, 15 december 1618; f 371v, 11 mei 1619. Van Rooij, Zinnelooshuis, 230, regest 231, 22 december 1618. |
80. | GAH, R 1495, f 95v, 17 december 1618. G.C.A. Juten, De parochiën in het bisdom Breda (2 dln; Bergen op Zoom, 1935) II, 20. |
81. | GAH, R 1523, f 267, 13 april 1623. R 1524, f 430, 5 juli 1624. R 1530, f 113, 24 december 1618. R 1531, f 89v, 4 december 1619. R 1536, f 489v, 6 augustus 1625; f 494, 8 augustus 1625. |
82. | GAH, N 2661, ongef., 17 april 1603. Van Sasse van IJsselt, "Van Eyck", 29. |
83. | GAH, R 1421, f 177, 19 december 1589; f 370, 9 juli 1590. R 1434, f 396, 28 september 1596. |
84. | GAH, R 1429, f 495, 22 mei 1628. R 1530, f 531v, 4 september 1619. R 1540, f 160v, 6 februari 1629. R 1544, f 318, 9 juni 1629. A 28, f 273, 31 oktober 1632. Van Zuylen, Stadsrekeningen, II, 1375, 1383, 1398, 1399, 1411, 1418. |
85. | GAH, R 1541, f 103, 11 februari 1630. R 1542, f 600, 24 december 1631. |
86. | GAH, R 1574, f 102v, l juni 1650. R 1605, f 11, 15 oktober 1649. Kleinkinderen: N 2878, ff 204 en 209, 10 december 1701; f 213, 12 december 1701; f 215, 13 december 1701. |
87. | SA Antwerpen, N 2661, f 62v, 24 april 1649. |
88. | G.A. Breda, R 540, f 100, 17 december 1670; f 271v, 4 mei 1673; f 369v, 4 juni 1674. R 541, f 215v, 9 februari 1677; f 217, 17 februari 1677; f 286v, 10 december 1677. R 542, f 199v, 7 mei 1680. R 544, f 58v, 13 juli 1683; f 142, 30 oktober 1684. |
89. | G.A. Breda, R 535, f 339, i.m. 9 mei 1664 en 9 mei 1665. R 537, f 146, 21 mei 1661; f 337v, 28 februari 1663. R 538, f 66, 3 mei 1664; f 71, i.m. 24 mei 1673. R 549, f 135v, 2 januari 1694. Inv. Hingman no 118, f 107. L.J. Kuyck, "Begraafregisters te Breda", Taxandria XII (1905) 134. |
90. | GAH, N 2702, f 505, 13 juni 1670. N 2734, f 225, 18 december 1680; f 238, 15 februari 1681. N 2787, f 238, 29 september 1680. |
91. | GAH, N 2710, f 331, 21 augustus 1662. N 2726, f 98v, 26 februari 1656. N 2787, f 7, 2 maart 1679. |
92. | SA Antwerpen, N 2661, f 132, 16 mei 1650. GAH, N 2686, ongef., l oktober 1649. |
93. | Archief Godshuizen |
94. | ARAG, SG 12548-478, Cort begrijp aller fundatiën, 1675. RAH, Leen- en Tolkamer 129, f 240, 3 december 1621. Beurzenstichtingen no 1005, 1618. GAH, R 1495, f 206, 8 februari 1619. R 1513, f 268, 15 december 1636. R 1540, f 26v, 17 november 1678. R 1545, f 585v, 21 augustus 1635. R 1574, f 215, 8 mei 1650. R 1582, f 108v, 18 januari 1655. R 1610, ff 166, 167v en 174v, 27 januari 1655; f 181, 29 januari 1655; f 188, 5 februari 1655; ff 193, 194v en 195v, 3 februari 1655; f 199, 4 februari 1655; f 200v, 6 februari 1655; f 201, 13 februari 1655. R 1612, f 205, 19 mei 1657. R 1643, f 340v, 29 juni 1668. R 1855, ff 30 en 48, 19 mei 1611. R 1857, f 309, 20 februari 1629. De Raadt, "Verzameling", III, 544. Van Sasse van IJsselt, De voorname huizen, II, 493. J. Vriens, Inventaris van het archief van de tienden van Moergestel 1618-1858 waarin opgenomen een fragment van het familiearchief de la Torre 1608-1684 ( |
95. | GAH, R 1630, f 257, 21 juni 1675; ff 275 en 280, 26 juni 1675. R 1647, II, f 109, 24 april 1675. |
96. | Bots, Matthey en Meyer, Noordbrabantse studenten, 564. Schillings, Matricule, V, 443, no 330. P. Genard, Verzameling der graf- en gedenkschriften van de provincie Antwerpen (9 dln; Antwerpen, 1856 e.v.) V, 248. |
97. | GAH, Aanwinsten 7851, f 143v, 9 mei 1710. |
98. | RAH, Raad van Brabant 292, rekwest met apostille van II februari 1670. GAH, N 2728, f 299, 11 november 1664; f 310, 14 februari 1664; f 319, 28 april 1664. |
99. | RAH, Beurzenstichtingen, no 924. Bots, Matthey en Meyer, Noordbrabantse studenten, 565: onjuist. Schillings, Matricule, VI, 224, no 214. Van der Does de Willebois, Studiebeurzen, IV, 379, 415, 416. |
100. | ARAG, SG 3268, f 603, 22 september 1662; f 650v, 12 oktober 1662. SG 5034-1, lectum 24 mei 1664. GAH, Hs in bruikleen van het Noordbrabants Genootschap 330f, staten van inkomsten van het Bacx-koorke, 1665, 1666 en 1670. R 1649, f 213v, 18 mei 1677. R 1902, ongef., 25 mei 1671. N 2728, f 259, 12 september 1662. RAH, Beurzenstichtingen, no 924. Raad van Brabant 744, p. 261, no 5399, 17 december 1704; p. 335, no 5461, 19 april 1706. Civiele dossiers no 2923. Van Sasse van IJsselt, Nieuwe catalogus, II, 268, no 719, 3 februari 1687; 273, no 742, 21 juli 1698; 363, no 256cc. Reusens, Documents, 405. A.G.J. Mosmans, "De Illustre Lieve Vrouwe-broederschap te VHertogenbosch", Taxandria XXXIV (1927) 120-121. Van Sasse van IJsselt, De voorname huizen, II, 245. Bots, Matthey en Meyer, Noordbrabantse studenten, 564. Van der Does de Willebois, Studiebeurzen, IV, 415-416. |
101. | Van Sasse van IJsselt, De voorname huizen, II, 171, 173. |
102. | GAH, N 3129, no 159, 3 november 1759. Handelingen van het Provinciaal Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant 1916-1927, VHertogenbosch 1927, p. 40. Van Sasse van IJsselt, Studiebeurzen, II, 105, 245, 246, 276. |
103. | RAH, Hilvarenbeek R 75, f 60v, 5 september 1726. GAH, R 1495, f 206, i.m. 3 april 1732. Van Sasse van IJsselt, De voorname huizen, II, 249. Van Sasse van IJsselt, "De oorspronkelijke naam", 43. F.E.M. Vercauteren, De aanleg van de straatweg |
104. | GAH, R 1429, f 495, 22 mei 1628. R 1531, f 281, 24 maart 1620. Van Rooij, "Zinnelooshuis, 232. |
105. | SA Antwerpen., N 2556, f 387v, 26 september 1630. ARAG, SG 5226-11, lectum 22 september 1721, no 2, 26 februari 1638. |
106. | G.A. Amsterdam, N 1501, p. 12, 20 maart 1641. |
107. | SA Antwerpen., N 2256, f 387v, 26 september 1630. |
108. | ARAG, SG 3189, f 184bv, 23 april 1630. SG 3257, f 625, 18 september 1651; ff 677 en 686v, 10 oktober 1651; f 837v, 25 november 1651. SG 3267, f 126, 10 maart 1661. SG 5226-11, lectum 22 september 1721, copia copiae no 3, 1638. GAH, R 1495, f 105, 19 december 1618. N 2700, f 225, 24 februari 1664; f 225v, 2 maart 1662; f 227, 18 februari 1662; ff 233 en 234, 13 maart 1662. N 2713, ongef., 19 oktober 1651. RAH, Beurzenstichtingen, no 39, p. 379, 15 mei 1636. Van Sasse van IJsselt, De voorname huizen, II, 244. Van Rooij, Zinnelooshuis, 230, no 321. |
109. | GAH, N 2732, f 5, 10 januari 1671. R 1608, f 218, 18 april 1653. Aert Momboers was in 1612/13 wert tot Empel (Van Zuylen, Stadsrekeningen, II, 1211). |
110. | G.A. Amsterdam, Archief Burgemeesters 768, f 443, 24 mei 1724. Resolutieboek burgemeesters 2, f 306, 30 januari 1697. Ambtboek I, p. 7. N 7607, ongef., 14 augustus 1720. |
111. | ARAG, SG 3268, f 520v, 16 augustus 1662; f 567v, 5 september 1662. GAH, R 1618, f 114, 20 december 1662. |
112. | G.A. Amsterdam, Kwijtscheldingen 88, f 357, 2 mei 1714. Archief burgemeesters 766, f 722, 4 maart 1719. |
113. | ARAG, Raad van State 47, dl I, p. 302, 27 april 1630. SG 3189, f 184bv, 23 april 1630. SG 5226-II, lectum 22 september 1721, no 2 en no 3. RAH, Belastingen en Domeinen no 176. GA Amsterdam, Poorterboek C, f 8v, 16 november 1636. poorterboek 2, p. 382, 16 april 1664. Weeskamer, begraafregister 10, ongef., 1654. Resoluties burgemeesters dl B, f 305. SA Antwerpen, N 2256, f 387v, 26 september 1630. L.G. van Dijck, 'Gewapend Eindhoven. Familiewapens van Eindhovenaren of aanwezig in het gemeentearchief van Eindhoven', De Brabantse Leeuw XXI (1972) 57. C.C.N. Krom, 'Nog eens de afkomst van Bilderdijk', De Nederlandsche Spectator, 1884, 411. R.A. van Zuylen, Inventaris der archieven van de stad 's Hertogenbosch. (Stadsrekeningen van het jaar 1399-1800) (2 stukken; VHertogenbosch, 1863-1866) II, 1352, 1354, 1357, 1359, 1403. A.F.O. van Sasse van IJsselt, De voorname huizen en gebouwen van 's-Hertogenbosch, alsmede hunne eigenaars en bewoners in vroegere eeuwen. Aanteekeningen uit de Bossche schepenprotocollen loopende van 1500-1800 (3 dln; z.pl., z.j.) II, 237, 261. W. Meindersma, De gereformeerde gemeente te 's Hertogenbosch 1629-1635 (Zaltbommel, 1909) 115, 117, 264. W.F.H. Oldewelt, Amsterdamsche archief fondsen (Amsterdam, 1942) 142-143. |
114. | J.F.L. de Balbian Verster, 'Een Amsterdammer als pionier op Bali (Emanuel Rodenburg, 1597-1601)', Amstelodamum, jaarboek IX (1911) 123-126. |
115. | GAH, hs in bruikleen van het Noordbrabants Genootschap no 330f, rekeningen Bacx-koorke 1665, 1666 en 1670; resolutie Staten-Generaal 29 oktober 1672; notariële akte 24 augustus 1676; supplikatte 10 maart 1678; voordracht 13 oktober 1679. N 2732, f 5, 10 januari 1671. RAH, Raad van Brabant nr 741, f 378v, no 3985, 27 september 1672. Idem nr 751, no 8188, 22 februari 1672; no 8218, 3 april 1673. GA Amsterdam, Kohier van de 200ste penning 1674, f 31v. ARAG, SG 3244, f 468, 13 december 1638. |
116. | GA Amsterdam, N 2849B, p. 1081, 24 augustus 1676. Resoluties burgemeesters dl B, p. 50; p. 65, 15 mei 1654. Kohier van de 200ste penning 1674, f 34. GAH, hs in bruikleen van het Noordbrabants Genootschap no 330f, i.m. van de copie van de notariële akte van 24 augustus 1676. ARAG, SG 3286, f 512, 25 oktober 1672; f 541 v, 29 oktober 1672. RAH, Raad van Brabant 427, Raad van Brabant aan Staten-Generaal, 6 december 1672. |
117. | GA Amsterdam, Archief burgemeesters 754, f 198v, 18 januari 1687. Ambtboek I, p. 84. N 2849B, p. 1081, 24 augustus 1676. GAH, hs in bruikleen van het Noordbrabants Genootschap no 330f, aantekeningen betreffende de inkomsten van het koor, 18 juni 1679 (op een kopie van een notariële akte van 24 augustus 1676); verantwoording van de inkomsten door Jacob de Bye, 30 juli 1680 - 1689; brief van Barent Pelgrom de Bie aan het kerkbestuur. J.G. Frederiks, 'Het patriciaat der familie Duysentdaelders', De Nederlandsche Spectator, 1884, 348. |
118. | J.A. Alberdingk Thijm, Het patriciaat van Amsterdam, vertegenwoordigd door de genealogie van 't geslacht Boelens, met aangehuwde familiën en nakomelingenschap, uitgegeven naar het handschrift van Jan van Wieringen Ghijsbertsz (Amsterdam, 1884) 19. |
119. | GAH, N 2978, f 172, 6 juli 1715. |
120. | GA Amsterdam, Kohier van de 200ste penning 1674. |
121. | GAH, N 2978, f 172, 6 juli 1715. Hs in bruikleen van het Noordbrabants Genootschap 330f, inventaris van 31 december 1657, marginale aantekeningen; rekeningen van 1665, 1666 en 1670; kontrakt met Van Woerkom van 1719. |
122. | GA Amsterdam, Resoluties burgemeesters dl B, f 283v, 13 december 1691; dl C, f 25v, 30 januari 1708. Thesaurie Ordinaris 741, p. 813. Thesuarie Ordinaris 742, p. 883. Kohier van de 200ste penning, 1674. Poorterboek 2, p. 382, 16 april 1665. Ambtboek I, p. 162, 31 januari 1708. Weeskamer, Inbrengregister 31, ff 154v en 159, 19 januari 1663. N 2626, 24 oktober 1671. H.F. Wijnman, 'Het zogenaamde winkelboek van dementia van den Vondel', Amstelodamum, maandblad LIII (1966) 171. R.M. Dekker, Oproeren in Holland gezien door tijdgenoten. Ooggetuigeverslagen van oproeren in de provincie Holland ten tijde van de Republiek (1690-1750) (Assen, 1979) 77, 117. J. Wagenaar, Amsterdam in zyne opkomst, aanwas, geschiedenissen, voorregten, koophandel, gebouwen, kerkenstaat, schooien, schutterye, gilden en regeeringe (3 stukken; Amsterdam, 1767) I, 716; III, 285. |
123. | ARAG, Generaliteitsrekenkamer 83, f 18v, 7 juli 1722. SG 5226-II, lectum 22 september 1721, no 4, 13 december 1679. GA Amsterdam, Ambtboek I, p. 118, 30 januari 1692; p. 162, 31 januari 1708. Resoluties burgemeesters C, f 25v, 30 januari 1708. Archief burgemeesters 768, f 784, 24 maart 1725. Amsterdamsche Courant, Anno 1724, no 112. GAH, hs in bruikleen van het Noordbrabants Genootschap 330f, collatie d.d. 9 oktober 1679; presentatie d.d. 13 oktober 1679. Hulpdepöt Rijksarchievendienst Schaarsbergen, Generaliteitsrekening 3563, f 236. |
124. | GA Amsterdam, Archief burgemeesters 766, f 1019, 18 december 1719. GAH, N 2978, f 172, 6 juli 1715. |
125. | GA Amsterdam, Ambtboek I, p. 162, 31 januari 1694 en 31 januari 1698. |
126. | GAH, hs in bruikleen van het Noordbrabants Genootschap 330f, 4 november 1689; 28 september 1724; 19 september 1725. |
127. | GA Amsterdam, Weeskamer, begraafregister 6, ongef., 14 september 1691. A.B. van der Vies, 'Huwelijksaanteekeningen van predikanten in de kerkelijke registers te Amsterdam (1680-1811)', De Nederlandsche Leeuw XXXVII (1919) 19. |
128. | Bilderdijkmuseum Amsterdam, hs G 44, genealogie B. |
129. | GAH, hs in bruikleen van het Noordbrabants Genootschap 330f, resolutie Staten-Generaal, 28 september 1724. |
130. | GA Amsterdam, Ambtboek I, p. 250, 16 december 1713. A.M. Ledeboer, 'Boekverkoopers, boekdrukkers en uitgevers in Nederland', De Navorscher XX (1870) 180. I.H. van Eeghen, De Amsterdamse boekhandel, dl III (Amsterdam, 1965) 29-30. |
131. | GAH, hs in bruikleen van het Noordbrabants Genootschap 330f, resolutie Staten-Generaal, 19 september 1725. |
132. | GA Amsterdam, Weeskamer, Inbrengregister 34, f 31, 27 juni 1675. |
133. | GA Amsterdam, KWS 63, f 42v, 17 december 1683. KWS 70, f 222, 24 juni 1698. KWS 74, f 80, l december 1700. I.H. van Eeghen, 'Amstel 332. Een merkwaardig soort van huis', Amstelodamum, maandblad XLIII (1956) 124. Frederiks, 'Het patriciaat', 347-348. (Cornelis Brill was in 14 juli 1652 te Amsterdam gedoopt als zoon van Jacobus Brill en Hilletjen Cornelis). |
134. | GAH, hs in bruikleen van het Noordbrabants Genootschap 330f, resolutie Staten-Generaal, 13 oktober 1679. |
135. | GA Amsterdam, KWS 97, f 48v, 7 juli 1723. |
136. | Hij trouwde met Maria Adriana van der Marck, die in 1733 hertrouwde met Dirck Heimans. |
137. | GA Amsterdam, Grondpapieren 159, huwelijkse voorwaarden voor notaris Willem Lageman, Amsterdam 11 mei 1727. Van Eeghen, 'Amstel 332% 126. |
138. | GA Amsterdam, Grondpapieren 159, testament voor notaris Arnout Roermond, Amsterdam 20 maart 1744. W.F.H. Oldewelt, Kohier van de personele quotisatie te Amsterdam over het jaar 1742 (Amsterdam, 1945) 348. Van Eeghen, 'Amstel 332', 124 e.v. |
139. | GA Amsterdam, KWS 74, f 80, l december 1700. Afschrijvingen bij Willig Decreet 37, f 231. N 2849B, p. 1081, 24 augustus 1676. GAH, N 2978, f 172, 6 juli 1715. Hs in bruikleen van het Noordbrabants Genootschap 330f, 30 juli 1680; 4 november 1687; 26 september 1719. ARAG, SG 3424, 216, 11 maart 1728. SG 5226-II, 22 september 1721, no 5. Generaliteitsrekenkamer 83, f 18v, 7 juli 1722. Generaliteitsrekenkamer 84, f 37, 25 oktober 1728. Hulpdepót Rijksarchievendienst Schaarsbergen, Generaliteitsrekeningen 3559-3579, 1727 (1722) - 1748. Bilderdijkmuseum Amsterdam, hs G 44. Oldewelt, Kohier, 343. H.W.T. Tydeman (ed.), Briefwisseling van Mr. W. Bilderdijk met de hoogleeraren en Mrs. M. en H.W. Tydeman. Gedurende de jaren 1807 tot 1831, dl I (Sneek, 1866) 290. |
140. | R.A. Kollewijn, Bilderdijk. Zijn leven en zijn werken. Naar oorspronkelijke en voor een groot gedeelte onuitgegeven bescheiden samengesteld (2 dln; Amsterdam, 1891) I, 18, 31. |
141. | GA Amsterdam, N 9932, no 194, 9 juni 1733. ARAG, Generaliteitsrekenkamer 84, f 73, 20 juni 1771. H.J. Allard, 'Mr. Willem Bilderdijk, beneficiant der Bossche St. Janskerk', overdr. uit Studiën op godsdienstig, wetenschappelijk en letterkundig gebied XVII (1884) 8-10. Kollewijn, Bilderdijk, I, 18. De dichtwerken van Bilderdijk, dl XII (Haarlem, 1859) 402-403; vgl. 417 en J. Bosch, Mr. Willem Bilderdijk's briefwisseling. Aanvullende uitgave. Dl I, 1772-1794 (Wageningen, 1955) 41. |
142. | Oldewelt, Kohier, 348. Nederland's Patriciaat XLVIII, 1962, p. 65-66. Th. Stuart, De Amsterdamsche makelaardij. Bijdrage tot de geschiedenis onzer handelswetgeving (Amsterdam, 1879) 56-57. |
143. | GA Amsterdam, Grondpapieren 159, testament van Jan Berger de dato 20 maart 1744; testament van Debora voor notaris Jan Dardinois, Amsterdam 15 april 1755; aanstelling voor notaris Everard Haverkamp van Isaak Bilderdijk als executeur-testamentair de dato l O juni 1775; vestbrief van Amstel 332, 31 oktober 1775. N 11654, no 463, 22 augustus 1775. Letterkundig Museum 's-Gravenhage, hs B 583 H 3, Journaal betreffende de nalaatschap van wylen me juffrouwe Debora Pelgrom de Bie, overleden den 10 Juny 1775. Van Eeghen, 'Amstel 332', 126. L.F.W. Adriaenssen, 'De afstammingswaan en de genealogische poëzie van Willem Bilderdijk', Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie XLI (1987) 241. |
144. | Bilderdijkmuseum Amsterdam, hs G 44, Vervolg van de Geslachtlijst; staten van inkomsten van 1771 en 1772. ARAG, Generaliteitsrekenkamer 84, f 44v; f 73, 20 juni 1771. W. Messchert (ed.), Brieven van Mr. Willem Bilderdijk, dl I (Amsterdam, 1836) 233. |
145. | Bosch, Briefwisseling, 40. |
146. | J.G. Kam, Waar was dat huis in de Warmoesstraat? (Z.pl., z.j. [Amsterdam, 1968]) 352. Oldewelt, Kohier, 27. |
147. | Bosch, Briefwisseling, 40. Kollewijn, Bilderdijk, I, 30. |
148. | GA Amsterdam, KWS 109, f 26Iv, 5 april 1735. Ambtboek I, p. 219, en II, p. 159, 31 januari 1719. Frederiks, 'Het patriciaat' 347. Oldewelt, Kohier, 345. Kollewijn, Bilderdijk, I, 18. W. Bilderdijk, 'Begin of inleiding van eigen-levensgeschiedenis van Mr W. Bilderdijk. Naar zijn eigenhandig opstel, onder zijne nagelaten papieren gevonden', in: H.W. Tydeman (ed.), W. Bilderdijk, Geschiedenis des vaderlands (13 dln; Amsterdam, 1833 e.v.), X, p. 165-166. |
149. | Bilderdijkmuesum Amsterdam, hs G 44, kollatie-akte van 28 juni 1798. J.C. ten Brummeler Andriesse, Mr. W. Bilderdijk's eerste huwelijk, naar zijne briefwisseling met vrouw en dochter (1784-1807) (Leiden, 1873) 156, 158, 159, 166. Kollewijn, Bilderdijk, I, 333. |
150. | GA Amsterdam, N 7607, ongef., 14 augustus 1720. N 9147, no 934, 2 november 1739. GAH, hs in bruikleen van het Noordbrabants genootschap 330f, resolutie Staten-Generaal. Bilderdijkmuseum Amsterdam, hs G 44, Vervolg van de Geslachtlijst, 1728. Hulpdepót Rijksarchievendienst Schaarsbergen, Generaliteitsrekeningen 3559-3600, 1727 (1725) - 1770. ARAG, Generaliteitsrekenkamer 84, f 42, 21 januari 1729. SG 3426, f 114, 2 augustus 1728; f 425v, l en 20 november 1728. Oldewelt, Kohier, 259. |
151. | Kollewijn, Bilderdijk, I, 18. Bosch, Briefwisseling, 19, 39, 40. |
152. | Hulpdepót Rijksarchievendienst Schaarsbergen, Generaliteitsrekeningen 3578-3598,1747 - 1768. Bilderdijkmuseum Amsterdam, hs G 44, Vervolg op de Ge slachtiijst. ARAG, Generaliteitsrekenkamer 83, f 162, 16 juli 1748. Idem 84, f 44v. |
153. | ARAG, Generaliteitsrekenkamer 84, f 44v, 10 augustus 1768. Hulpdepót Rijksarchievendienst Schaarsbergen, Generaliteitsrekeningen 3598-3602, 1768 - 1772. Allard, 'Bilderdijk benefiant', 8-9. |
154. | Bosch, Briefwisseling, 20, 21, 261, 262. Kollewijn, Bilderdijk, I, 363. |
155. | GA Amsterdam, Weeskamer, overlijdensregister 29, ongef., 22 februari 1792. |
156. | Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Geslacht- en Wapenkunde te 's-Gravenhage, Familie-archief Van der Does de Bye no 198. |
157. | ARAG, SG 3264, f 601, 11 oktober 1658. SG 3265, f 322, 14 april 1659. SG 3266, f 488, 3 maart 1660. SG 3267, f 421v, 10 augustus 1661; f 498, 19 september 1661. SG 3268, f 652, 13 oktober 1662. SG 5024-I, lectum 4 september 1660. SG 5062-I, 15 december 1660. GAH, R 1618, f 114, 20 december 1662. RAH, Beurzenstichtingen no 39, pp. 377 en 997. |
158. | Wijnaendts van Resandt, De vicarieën in Gelderland. Met vermelding veelal van tijdstip der stichting, namen der stichters, goederen en inkomsten der vicarieën, de collators of patroons, de vicarissen of bezitters en de erover gevoerde processen tot 1648 (Amsterdam, 1943) 63. |
159. | ARAG, SG 3260, f 15, 7 januari 1654. SG 3264, f 95, 22 februari 1658; f 601, 11 oktober 1658. SG 3265, f 141v, 5 maart 1659. SG 3273, f 723v, 22 mei 1666. J. Vriens, Inventaris van het archief van de classis 's-Hertogenbosch 1571-1950 ('s-Hertogenbosch, 1969) 10. M.R. Idema Greidanus, 'Genealogie der familie Bacx van Herenthals', Taxandria XLIV (1937) 34. De Nederlandsche Leeuw XXX, 1912, kol. 306. |
160. | Th. A. Boeree, De kroniek van het geslacht Backx (Bax, Bacx, Bakx en Baks). Een episode uit den strijd tegen Spanje (Wageningen, 1943) 485, 488. Van Sasse van IJsselt, De voorname huizen, II, 151. J.A. Worp, De briefwisseling van Constantijn Huygens (1608-1687), dl IV ('s-Gravenhage, 1915) 489, no 4856; 491, no 4856. |
161. | ARAG, SG 3268, f 525, 18 augustus 1662; f 567v, 5 september 1662; f 587v, 15 september 1662; f 639, 7 oktober 1662; f 650v, 12 oktober 1662; f 656, 16 oktober 1662; f 664v, 21 oktober 1662; f 671v, 25 oktober 1662. SG 3270, f 519, 8 juli 1664; f 521, 8 juli 1664; f 567v, 25 juli 1664; f 616v, 15 augustus 1664; f 849, 6 november 1664. SG 3272, f 684v, 6 november 1665; f 772v, 20 november 1665; f 821v, l december 1665; f 850, 9 december 1665. SG 3273, f 175, 8 februari 1666; f 744v, 27 mei 1666; f 779v, 7 juni 1666; f 811v, II juni 1666; f 838v, 19 juni 1666. SG 3274, f 101, 24 juli 1666; f 143, 31 juli 1666. SG 5034-I, 7 juli 1664. SG 5034-II, 10 augustus 1664. SG 5042-II, 6 juni 1666. |
162. | L.F.W. Adriaenssen, Hilvarenbeek onder de hertog en onder de generaliteit. Sociale en ekonomische geschiedenis van een kempens dorp tussen 1400 en 1800 (Hilvarenbeek, 1987) 181. |
163. | GAH, hs in bruikleen van het Noordbrabants Genootschap 330f, rekeningen 1665, 1666 en 1670; schrijven van de executeur-testamentair van Anna Catharina Bacx, 8 december 1673. ARAG, SG 3268, f 671v, 25 oktober 1662. SG 3269, f 781, 27 december 1663. SG 3270, f 125, 27 februari 1664. SG 5029, 11 november 1662. RAH, Archief Beurzenstichtingen 39, p. 999. GAH, N 2810, ongef., 28 december 1671. Boeree, Kroniek, 486. |
164. | Boeree, Kroniek, 485, 488. |
165. | ARAG, SG 3270, f 345, 24 mei 1664; f 538, 16 juli 1664; f 564v, 24 juli 1664; f 567v, 25 juli 1664; f 633v, 22 augustus 1664; f 849, 6 november 1664; f 900, l december 1664; f 903, 3 december 1664. SG 3272, f 772v, 20 november 1665. SG 3273, f 779v, 7 juni 1666. SG 5034-I, lectum 24 mei 1664; brief van Fl. Schuijl, 7 juli 1664. SG 5034-II, 19 augustus 1664. SG 5035, 25 november 1664. SG 5042-II, 6 juni 1666. Raad van State 85, f 305v, 15 november 1664. |
166. | ARAG, SG 3275, f 566, 4 juni 1667. M.G. Wildeman, 'Familie-aanteekeningen betreffende den Hollandschen tak van het oud adellijk geslacht (van) Fresne', De Nederlandsche Leeuw XIX (1901) 135. O. Schutte, Repertorium der Nederlandse vertegenwoordigers, residerende in het buitenland 1584-1810 ('s-Gravenhage, 1976) 414. J. Belonje, 'Tempelaar', De Brabantse Leeuw XXIX (1980) 189-190. |
167. | RAH, Raad van Brabant 292, apostille van 7 maart 1673. Idem 427, Sta ten-Generaal aan Raad van Brabant, 21 oktober 1672; Raad van Brabant aan Staten-Generaal, 6 december 1672. Idem 741, f 378v, no 3985, 27 september 1672. Idem 751, no 8188, 22 februari 1672; no 8218, 3 april 1673. |
168. | Algemeen Rijksarchief 's-Gravenhage, Generaliteitsrekenkamer 83, f 16, 3 februari 1722; f 18v, 7 juli 1722. Generaliteitsrekenkamer 84, f 37, 25 oktober 1728; f 42, 21 januari 1729. Staten-Generaal 849, 13 augustus 1722, f 2. Staten-Generaal 3406, f 114v, 6 februari 1722; f 449, 18 mei 1722; f 462v, 21 mei 1722; f 514v, 4 juni 1722; f 577, 24 juni 1722. Staten-Generaal 3424, f 216, 11 maart 1728. Staten-Generaal 3426, f 114, 2 augustus 1728; f 282, 18 september 1728; f 425v, 1 november 1728; f 425v, 20 november 1728. Staten-Generaal 5226-II, lectum 22 september 1721. Staten-Generaal 5228-I, 3 februari 1722. |